Stef Smulders, vrijdag 22 augustus 2014
Uit het boek
van Stef Smulders het hoofdstuk Il compromesso :
Olita zat er op zijn paasbest bij achter zijn bureau in het
makelaarskantoor: keurig in pak en das en met de haartjes geknipt en
gekamd. Hij was zenuwachtig, meer dan wij die toch echt een huis van een
paar ton gingen aanschaffen. Was hij soms bang dat we alsnog verder zouden
willen onderhandelen over een nog lagere provisie? In dat geval hoefde hij
vast niet meer thuis te komen! De verkopende partij, de heer en mevrouw
Colombo, met dochter en een gemachtigde voor hun ex-schoonzoon (de dochter
was onlangs gescheiden, maar haar ex was wel voor een deel eigenaar van het
huis), zat links van het bureau. Wij tweeën, de toekomstige eigenaren, zaten
aan de andere kant. De hond van Colombo en onze Saar hadden alvast ruzie
gemaakt en we hadden hen ver uit elkaar moeten zetten. Dat beloofde niet
veel goeds.
Maar eigenlijk kon er niets meer misgaan. De familie Colombo was akkoord
gegaan met ons formele bod in de proposta d’acquisto, hadden onze cheque met
de aanbetaling op de caparra meteen geïnd (impari of niet) en dus konden we
nu de compromesso, de koopbelofte, ondertekenen. Weer een van de vele
stappen in het koopproces, zoals die in Italië moeten worden gezet. Bij de
compromesso hoort een cheque met het bedrag van de caparra (waarom deden al
deze termen ons toch aan Siciliaanse mafia denken?), de aanbetaling van tien
procent op de koopsom. Minus de aanbetaling op deze aanbetaling. Met heel
veel moeite had onze gediplomeerde boekhouder bij de ondertekening van de
proposta voor ons uitgerekend hoeveel we nog moesten bijbetalen en dat
bedrag hadden we keurig ingevuld.
Na nog wat voorbereidende handelingen van Olita zaten we uiteindelijk
allemaal klaar om te tekenen, van je één, twee, huppekee. Het bleek ondanks
de onverenigbaarheid van de hondenhumeuren te klikken tussen ons en de
verkopers, wat misschien het gevolg was van de aanwezigheid van onze
gemeenschappelijke vijand in de persoon van de voor ons allebei ‘werkende’
Olita. Die stond erop de hele akte woord voor woord door te nemen, hoewel
beide partijen dat niet nodig vonden. Zelfkennis konden we onze makelaar
echter niet ontzeggen, want hij was erin geslaagd om in de enkele gegevens
die hij had moeten invullen toch nog een paar fouten te maken. De verkopers
heetten opeens Colombio, waarover de heer Colombo uitgebreid begon te
mopperen: “Colombio, Colombio, wie is dat?” Ook het Italiaanse
burgerservicenummer, de codice fiscale, was fout, terwijl dat nummer direct
uit de gegevens van de persoon kan worden afgeleid. Gelukkig stond er een
secretaresse klaar (pronto soccorso) die direct een gecorrigeerde
compromesso verzorgde.
Terwijl we wachtten op het verbeterde huiswerk zag ik de tas van Olita
staan. Het leek wel een dokterstas, waarin een stethoscoop, een hamertje en
dergelijk verstopt zaten. Uit meligheid (of waren het zenuwen?) en om de
stilte te doorbreken maakte ik er een opmerking over en Olita legde uit dat
het zijn draagbare kantoor was. Hij had voor de zekerheid altijd alles bij
zich. “Nou, dan zit mevrouw Olita er zeker ook in,” opperde ik olijk. Een
verwoestende blik van Olita was mijn loon. Mevrouw Colombo echter
schaterlachte en stelde voor om na afloop maar iets te gaan drinken op
kosten van degene die deze bijeenkomst georganiseerd had. Olita ging er niet
op in.
We konden tekenen en twaalf handtekeningen van de aanwezigen verder was de
voorlopige koopakte een feit. Wie nu nog van de overdracht afzag, was een
boete van tien procent van de koopsom (de hoogte van de caparra) aan de
andere partij kwijt. Dat ging natuurlijk niet gebeuren. Na de plechtigheid
loodste Olita de partijen om de beurt naar buiten, zodat eerst de verkopers
in discretie hun provisie aan Olita konden overhandigen (drie procent) en
daarna wij onze twee procent, in de vorm van een dik stapeltje vijftigeurobiljetten. Toch weer dat mafia-gevoel.
Stef Smulders
I.